Nieuwe verkeersmethode kiezen

Een nieuwe verkeersmethode kiezen

Recentelijk kreeg ik van een school weer de vraag of hun verkeersmethode nog actueel was. Het betrof een methode die mijn zoon zelf ook op de basisschool had gehad. Hij is met nul fout glansrijk door het verkeersexamen gekomen, dus de kwaliteit van de methode moet goed geweest zijn. Maar gezien het feit dat mijn zoon inmiddels aan een universiteit studeert, is de methode wel gedateerd. 

Is het erg dat een methode gedateerd is? Op zich natuurlijk niet, maar het is wel belangrijk dat alle geldende de verkeersregels en verkeersborden erin vermeld staan. Hoewel er gesproken wordt over de Wegenverkeerswet 1994 (WvW 1994) of het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) is er sinds 1990/1994 een hoop gewijzigd in de verkeerswetgeving. Dus ook voor u geldt dat wanneer u uw rijbewijs al heeft gehaald, het belangrijk is op de hoogte te blijven van de nieuwe verkeersregels en verkeersborden. Online kunt u op diverse websites bijvoorbeeld oefenexamens maken.

Natuurlijk hebben niet alle wijzigingen in de verkeerswetgeving gevolgen voor de verkeerseducatie voor kinderen. Zo is de aanpassing van de milieuzones niet iets waar de leerlingen mee te maken zullen krijgen. Maar wat aanpassingen welke hebben plaatsgevonden sinds de invoering van de verkeersmethode ‘van mijn zoon’ die wel gevolgen hebben voor kinderen zijn:

  • Per 1 april 2008 – Skaters ook op het fietspad + passagiers mogen in de auto alleen vervoerd worden op een echte zitplaats, die gemaakt is voor het gebruik door volwassenen tijdens het rijden.
  • Per 1 mei 2008 – In auto’s die op alle plaatsen gordels hebben, mogen niet langer méér inzittenden worden vervoerd dan er gordels zijn.
  • Per 1 juli 2010 – Fietsen mogen voorzien zijn van richtingaanwijzers.
  • Per 1 januari 2013 – Maximumsnelheid op woonerven van stapvoets naar 15 km/u + een nieuw waarschuwingsbord “beweegbaar obstakel”

Al weer een tijdje terug kwam er na een verkeerswandeling een moeder naar mij toe met de mededeling dat er een fout zat in mijn uitwerking. Tijdens de verkeerswandeling kijken we met leerlingen naar de verkeersborden en verkeerssituaties in de schoolomgeving. Eén van de vragen ging over de voorrang op de gelijkwaardige kruising naast de school. “Hier staat dat de fietser van rechts voorrang heeft, maar dat klopt niet” vertelde de moeder mij. “Snelverkeer gaat immers voor langzaam verkeer” vervolgde de moeder. Het enge was dat ik haar ’s ochtends met de auto naar school had zien komen. Ik hoef hier natuurlijk niet te zeggen dat al sinds mei 2001 fietsers die van rechts komen op gelijkwaardige kruisingen voorrang hebben. De moeder had duidelijk les gekregen uit een verkeersmethode van voor 2001.

De school wist eigenlijk al dat hun methode niet meer actueel was. Uitgeverijen sturen regelmatig informatie naar scholen over hun lesmethoden en uit het mapje ‘verkeer’ dat de directrice van de school voor zich had kwamen enkele foldertjes die ze alvast bewaard had. Compleet was het archief echter niet. Ik vertelde haar dat er in het verleden diverse verkeersmethoden naast elkaar vergeleken waren door het BVL en dat ik haar dat overzicht zou toesturen. Bij thuiskomst bleek de tijd gevlogen te zijn, want ook dit overzicht dateert uit 2010. Daarnaast heeft Malmberg eens een checklist gemaakt om tot de keuze van een verkeersmethode te komen. Beide documenten kunt u bekijken door erop te klikken.

verkeersmethoden-naastelkaar

verkeersmethoden-kiezen

Omdat ik mij voornamelijk bezig houd met praktisch verkeersonderwijs, ken ik de theoretische lesmethoden niet voldoende om hier een oordeel over te geven. Omdat op het internet echter nog volop lesmethoden te koop zijn van uitgevers welke niet meer bestaan, daterend uit 2003 en er ook gemeenten zijn die dergelijk oude methoden aan scholen aanbieden, heb ik voor de school echter wel een overzicht gemaakt waarin alle huidige methoden staan vermeld. U kunt deze bekijken door op de afbeelding hieronder te klikken.

verkeersmethoden

 

Bij de meeste, maar niet alle, verkeersmethoden zijn ook praktijklessen en ouderinformatie aanwezig. Zelf vind ik dit twee zeer belangrijke onderdelen.

Er is ook een verkeersmethode die alleen gericht is op praktische verkeerslessen. Dit is de methode ‘Verkeerskunsten’ van het ROV-ZH. Deze methode alleen voldoet niet, maar het is een waardevolle aanvulling op uw theoretische methode, want verkeer is toch vooral een doe-vak. Leerlingen die motorisch goed kunnen fietsen en zelfvertrouwen hebben, kunnen beter op de verkeerssituaties letten en anticiperen. Dit is belangrijk voor hun verkeersveiligheid.

Informeer, voordat u een methode aanschaft, eerst eens bij de afdelingen ‘Verkeer en vervoer’ en ‘Onderwijs’ van uw gemeente of u in aanmerking komt voor subsidie voor de aanschaf.

Heeft u ervaring met een verkeersmethode, laat dan hieronder uw recensie achter zodat andere van uw ervaring kunnen profiteren.

 

 

 

Nieuwe verkeersborden

Nieuwe Verkeersborden

****update 23-5-2017: de nieuwe verkeersborden gaan volgens het Staatsblad nu echt per 1-7-2017 in****
***update 1-1-2017: de invoering is wederom uitgesteld, nu tot 1-7-2017***
**update 1-7-2016: invoering nu waarschijnlijk per 1-1-2017**
*update 22 december 2015: de invoering van de nieuwe verkeersborden is opnieuw uitgesteld tot in ieder geval 1 juli 2016*

Op 1 januari 2015 komen er veertien nieuwe verkeersborden langs de Nederlandse wegen te staan. Zo blijkt tenminste uit het ontwerpbesluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zoals de minister van infrastructuur en milieu, mevrouw drs. M.H. Schultz van Haegen, op 15 september 2014 naar de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft gestuurd.

 

Dit zijn de nieuwe verkeersborden
Nieuwe-verkeersbroden-01(klik op de afbeelding voor de betekenis van de borden)

Hoewel de meeste nieuwe verkeersborden niet direct borden zijn die leerlingen dagelijks tegen zullen komen, is dit wel een leuke aanleiding om met leerlingen eens stil te staan bij verkeersborden. Waar ik zo snel aan denk:

  • Vormen en pictogrammen
    Sta met de leerlingen eens stil bij de vijf verschillende typen borden:

    1. ‘Kijk, hier is … borden’. Ze zijn vierkant of rechthoekig en blauw.
      l02
    2. ‘Je mag hier niet … borden’. Ze zijn rond en hebben een rode rand.
      c14
    3. ‘Pas op … borden’. Ze zijn rood en driehoekig, de punt wijst omhoog.
      j24
    4. ‘Je moet hier … borden’. Ze zijn rond en blauw.
      g11
    5. ‘Voorrangsborden’. Deze soort heeft geen vaste kleur of vorm.
      b1 b04 b06 b07

Met deze vaste vormen en pictogrammen in het midden kun je snel laten zien wat er bedoeld wordt.

Laat de leerlingen zelf een verkeersbord ontwerpen. Ze moeten daarbij wel gebruik maken van de vormen zoals hierboven omschreven.

  • Verkeersbordenspeurtocht
    Welke verkeersborden staan er allemaal in de schoolomgeving. Zet aan de hand van foto’s van borden zelf een speurtocht uit waarbij leerlingen onderweg vragen over de betekenis van de borden moeten beantwoorden. Een belangrijk vraag daarbij is “waarom staat dat bord nu juist hier?” Of laat leerlingen zelf – onder begeleiding – de wijk in gaan: wie vindt dan de meeste verschillende verkeersborden?
  • Filmpjes

Bekijk de film waarin Willem Wever uitzoekt hoe je een verkeersbord in het donker ziet.

Bekijk het filmpje hoe een verkeersbord wordt gemaakt:

Er is trouwens ook een leuk filmpje over de werking van een verkeerslicht

 

 

Uw kind leren fietsen zonder zijwieltjes

Onderstaand artikel heb ik geschreven op verzoek van LOVK ligplaatsschool Het Zwanejong te Dordrecht. Sinds 2001 biedt de LOVK – Stichting voor Landelijk Onderwijs aan Varende Kinderen – onderwijs aan jonge kinderen die met hun ouders meevaren op een (binnenvaart) schip.

Uw kind leren fietsen zonder zijwieltjes

Ik kan u niet beloven dat uw kind leren fietsen een fluitje van een cent is. Wat ik u wel kan beloven is dat het gevoel wanneer uw kind zonder zijwieltjes kan fietsen prachtig is. U heeft helemaal zelfstandig uw kind iets geleerd waar hij zijn hele leven iets aan heeft.

Helaas kan ik u ook kan ik niet vertellen op welke leeftijd uw kind toe is aan fietsen zonder zijwieltjes. Ieder kind is immers anders; het ene kind is wat voorzichtiger dan het andere, sommige kinderen zijn motorisch vaardiger dan anderen. Wat ik u wel kan geven zijn enkele handvatten om uw kind te leren fietsen en er een feestje van te maken.

Uw kind moet het zelf willen

Leren fietsen vraagt durf en zelfvertrouwen. Wanneer uw kind niet durft om zonder zijwieltjes te fietsen zal het geen succes worden. Forceren heeft dan geen enkele zin en werkt eerder averechts. Wat wel werkt is vaak de fiets met zijwieltjes te gebruiken. Zorg dat het kind kan fietsen wanneer het wil. Niet alleen wanneer u lopend ergens naar toe gaat, maar ook tijdens het buitenspelen.

Een belangrijk onderdeel van het leren fietsen zonder zijwieltjes is het evenwichtsgevoel. U kunt uw kind hiermee laten oefenen door het een loopfiets te geven. Al op vrij jonge leeftijd kunnen peuters uit de voeten zo’n fiets zonder trappers. Eerst nog stapje voor stapje, later met steeds meer tempo. Het evenwichtsgevoel komt spelenderwijs. Uit balans? Corrigeren met een voetje aan de vloer en je staat weer stabiel. Doordat die twee vaardigheden (balanceren en corrigeren) ‘in het systeem’ van je peuter of kleuter zitten, ervaart die het fietsen niet als iets engs of moeilijks, maar als een logische bezigheid. Maak er een spelletje van, hoe lang kan het kind rijden zonder een voet op de grond te zetten? Neem wel een loopfiets met een verstelbaar zadel zodat de fiets met je kind kan meegroeien.

Met zonder zijwieltjes

Kan uw kind goed overweg met de fiets met zijwieltjes, stel de zijwieltjes van het fietsje wat hoger af, zodat je kind niet voortdurend steun heeft van de zijwieltjes. Het leert zo ongemerkt de balans te bewaren. Gaat het goed, zet ze dan nog wat hoger, net zolang tot ze ongebruikt boven het wegdek zweven. Dan is het tijd om de zijwieltjes helemaal te verwijderen.

Wanneer uw kind helemaal zonder zijwieltjes gaat fietsen, zult u het in het begin nog vast moeten houden. Al was het alleen maar om uw kind vertrouwen te geven. Heeft u moeite met het gebukt naast de fiets lopen, knoop dan een lange das om de borst van het kind (onder de armen door) en houdt die vast. Dit voelt voor je kind stevig aan, zeker als hij dreigt te vallen. Het is – in verband met de volgende tip – echter beter om de bagagedrager of het zadel van de fiets vast te houden.

Af en toe loslaten

Angst is vaak de grootste tegenstander bij het leren fietsen. Veel kinderen blijven daarom krampachtig ‘eisen’ dat ze worden vastgehouden, terwijl ze het eigenlijk wel zonder af kunnen. Het ontbreekt hen alleen nog aan zelfvertrouwen.

Ga aan de achterkant van de fiets lopen, zodat je kind niet precies ziet wat je doet. Houd de bagagedrager vast bij het wegrijden, ren mee en blijf zeggen dat je de fiets vasthoudt. Maar laat af en toe de fiets gewoon los en steeds langer. Lukt dit, laat je kind dan van je weg fietsen en zelf ontdekken dat hij het kan. Benoem hierbij vooral hoe goed het kind het doet en strooi met complimentjes.

Een kleine fiets

De juiste maat fiets is heel belangrijk voor de veiligheid. Bij een te kleine fiets zit een kind met de knieën tegen het stuur en is het lastig om het evenwicht te bewaren. Een te grote fiets is voor een kind moeilijk onder controle te houden. Wanneer uw kind leert fietsen is het echter belangrijk dat het heel snel beide voeten op de grond kan zetten.

Vallen en opstaan

Fietsen leer je door vallen en opstaan. Helaas zal uw kind weleens vallen tijdens het fietsen. Zorg voor bescherming, zoals een fietshelm en knie- en elleboogbeschermers. Wanneer uw kind zo ver is om aan het verkeer deel te nemen, denk dan ook aan een fietsvlag. Door hun geringe hoogte vallen kinderen namelijk slecht op en zo’n vlaggetje steekt ook boven de geparkeerde auto’s uit.

Veilig leren stoppen

Bij fietsen hoort ook stoppen, iets wat vaak vergeten wordt als een kind net kan fietsen, waardoor het fietsritje vaak eindigt in een valpartij. Leer wanneer uw kind wil stoppen of de fiets gaat kantelen, dat er één been op de grond gezet moet worden. Ook dit is meestal nog even oefenen.

De kijkrichting

De blik (kijkrichting) stuurt de fiets. Laat uw kind ver vooruit kijken in de richting waarin het wil fietsen. Fietsers, niet alleen kinderen, kijken vaak alleen vlak voor het voorwiel. Ook in bochten hoor je ‘door de bocht heen’ te kijken. Daarmee stuurt de fiets bij zichzelf.

Hand uitsteken

Richting aangeven door het uitsteken van de arm, is op dit moment nog niet aan de orde. Toch wil ik hiervoor wel alvast een tip geven. Veel kinderen vinden het moeilijk of eng om het stuur los te laten. Soms lukt het met rechts wel maar met links niet. Laat het kind de hand vlak boven het stuur houden. Gaat het mis, dan kan het snel het stuur weer vastpakken. Laat het kind nu tellen hoe lang het de hand boven het stuur kan houden. Lukt dit een aantal tellen, dan kan voorzichtig geprobeerd worden de arm uit te steken. Vergeet niet dat je ruim voor de bocht richting aangeeft en voordat je daadwerkelijk gaat sturen beide handen weer aan het stuur hebt.

Succes

Voor ik afsluit met wat oefeningen, wil ik u succes wensen. Het ene kind pakt het veel sneller op dan het andere kind. Soms duurt het een paar uur, maar het kan ook een paar dagen of een aantal weken duren. Neem de tijd en bewaar uw geduld. Is uw kind moe of heeft het geen zin meer, stop dan en ga een andere keer verder. Blijf gemotiveerd en motiveer uw kind door te vertellen hoe goed het gaat en te strooien met complimentjes. Naast de fiets van je kind rennen is nog goed voor je conditie ook, maar laat het kind wel het tempo bepalen.

Geniet er van als uw kind straks roept

“Kijk mama, ik kan fietsen!”

Wat oefeningen

Uit ‘Kinderen op de fiets’ van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid

1 Fietsgewenning

Plaats het zadel van de fiets zo laag mogelijk.

Toon het kind de juiste houding op de fiets: rechte rug, hoofd omhoog, stuur stevig vasthouden en ver genoeg vooruit kijken.

Toon het kind de remmen en hoe je ze gebruikt.

Het kind moet leren hoe het zijn fiets onder controle houdt. Om dit te leren laat je hem de fiets een eindje voortduwen, terwijl het recht voor zich uit kijkt. Zo maakt het kennis met die nieuwe “machine” en het gewicht ervan.

Leren vallen is de beste manier om angst om te vallen te overwinnen. De eerste stap is dat het kind leert op- en afstappen van de fiets. Het kind moet ook zijn fiets zo snel mogelijk leren “verlaten”, dit wil zeggen de fiets kunnen loslaten en opzij springen zodra het afgestapt is.

 

2 Evenwicht bewarenfietsen1

Bij deze tweede stap zit het kind op de fiets zonder te trappen. Het doel is dat het gewend raakt aan het schommelen van de fiets en leert zijn of haar evenwicht te vinden.

  • Laat het kind vertrekken van een lichte helling.
  • Het moet het hoofd goed rechtop houden en ver voor zich uit kijken.

→ Uw rol is erop toezien dat het kind het hoofd rechtop houdt, indien nodig kan je het hoofd helpen optillen door af en toe een vinger onder de kin te zetten.

  • Nu kan het kind zich met een of beide voeten afduwen om wat snelheid te winnen.
  • Om te stoppen moet het kind de remmen gebruiken (en niet de voeten!) en dan beide voeten op de grond zetten.
  • Om goed te leren sturen, kan vervolgens een bochtiger parcours gereden worden (tussen bomen of geplaatste voorwerpen op de grond).

Aan het einde van deze stap, moet het kind van de helling kunnen rijden met de voeten van de grond en dit over steeds langere afstanden, zonder het evenwicht te verliezen.

Om het evenwicht te bewaren, kan je deze tips geven: zorg dat je een zekere snelheid hebt en kijk ver genoeg voor je uit.

3 In evenwicht blijven tijdens het trappenfietsen2

Zodra het kind voldoende vertrouwen heeft en snel genoeg rijdt, mag het de trappers gebruiken. Je kan het zadel nu iets hoger zetten, zodat het tot aan de heupen komt als het kind rechtstaat. Zorg dat het zijn voeten nog plat op de grond kan zetten.

  • Zoals in stap 2, kan het kind zich met één voet afduwen, maar dit keer dient de andere voet op het pedaal te blijven.
  • Nu kan het leren vertrekken. Dit kan op 2 manieren:
    1. Blokkeer de fiets door de remmen dicht te knijpen, breng één pedaal omhoog en zet er een voet op. Laat de remmen los en duw op het pedaal om vooruit te gaan. Zet de andere voet op het tweede pedaal en begin te trappen.
    2. Duw je af met één voet op de grond en zet de andere voet op het pedaal in de laagste stand. Wanneer de fiets in beweging is, plaats je snel de afduwvoet op het pedaal in hoge stand, geef je een eerste duw op het pedaal en volg je onmiddellijk met de andere voet.

Wanneer het kind vertrokken is, kan je het vasthouden bij de schouder, arm of jas. Je kan helpen bij het trappen door het ritme aan te geven: “Trappen, trappen…”.

Controleer of het kind:fietsen3

  • de voeten correct op de pedalen zet (Het voorste gedeelte van de voet (niet alleen de tenen) moet goed recht op het pedaal staan);
  • de remmen en niet de voeten gebruikt om te stoppen;
  • het hoofd recht houdt;
  • voor zich uit kijkt.

 

4 Draaien

In bochten en bij hindernissen moet je van richting kunnen veranderen. Om dit te leren moet een kind:

  • de hindernis opmerken en uitwijken in de juiste richting;
  • stoppen met trappen;
  • het stuur goed vasthouden;
  • altijd kijken in de richting waar het heen wil.

 fietsen4

 

 

 

100_1068leren fietsen in het ruim van een schip
foto: Bart Versteeg

Aandacht voor verkeerseducatie op een LOVK ligplaatsschool kunt u hier lezen.

“Verkeerslessen schieten tekort”

Verkeerslessen schieten tekort

“De verkeerslessen die jongeren krijgen op de basisschool zijn niet effectief genoeg. Zo dreigen jongeren tussen de 10 en 17 jaar onveilige keuzes te maken in het verkeer. Dat staat in een onderzoek van gedragswetenschapper Divera Twisk van Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).”

Bovenstaande was te lezen in een nieuwsbericht van de NOS van begin september 2014

Het NOS artikel en andere nieuwsberichten over dit onderzoek geven wel hele summiere samenvatting. Zoals vaak in de media levert dat een eenzijdig beeld op en wordt het nut van verkeersles op school ten onrechte in twijfel getrokken. Het hele promotieonderzoek is te lezen op http://pub.maastrichtuniversity.nl/bb2e6fe5-7066-4e84-b5e3-9e7c55e956e2

In de nieuwsberichten hoor/lees ik globaal vier conclusies:

Ouders gaan er ten onrechte van uit dat hun kinderen complexe verkeerssituaties aankunnen
Het is belangrijk dat verkeerseducatie op school en de verkeersopvoeding thuis op elkaar worden afgestemd. De tijd op school is onvoldoende voor gedegen verkeersonderwijs. En niet alle ouders zijn zich voldoende bewust van hun rol als verkeersopvoeder. De ouders die met hun kind voorop de fiets door rood rijden zijn daar een goed voorbeeld van. Door als school te communiceren wat er in de klas geoefend is, kunnen ouders hier thuis mee verder gaan. Duidelijke communicatie voorkomt dergelijke onterechte aannames van ouders.

Educatieprogramma’s moeten zich meer richten op oefenen in de praktijk
Deze stelling kan ik alleen maar onderschrijven. School op Seef kent met ‘Verkeerskunsten’ een hele eigen praktische verkeerslijn. Ook andere verkeersmethoden kennen praktijklessen. Hulp van (verkeers)ouders is bij de praktijklessen onmisbaar. Dit geeft gelijk weer nieuwe mogelijkheden om ouders bij de verkeerseducatie op school te betrekken. Enkele leerkrachten ervaren de praktijklessen wel als belasting op het drukke onderwijsprogramma. Het combineren van praktijklessen met bijvoorbeeld een fietstocht naar het museum of een wandeling naar de bibliotheek kan dan uitkomst bieden. Verkeer is een doe-vak.

Het wel leren van verkeersgedrag, maar niet kunnen toepassen
Verkeerslessen bieden een basiskennis aan. Geleerde kennis toepassen en verbeteren is een kwestie van ervaring opdoen. Helaas betekent dat, dat kinderen in voorkomende situaties niet gelijk zullen handelen zoals ze geleerd hebben. Door de kennis die ze opgedaan hebben tijdens de les zullen ze hopelijk in de situatie wel bedenken dat ze misschien beter anders hadden kunnen handelen. Reflectie door bijvoorbeeld een ouder is daarbij een goed hulpmiddel. Een ontruimingsoefening doe je ook niet eenmalig, maar door herhaling gaat de oefening meer gestructureerd en wordt het een automatisme. Helaas is er voor verkeerseducatie te weinig tijd om deze herhaalde oefening voldoende op school plaats te laten vinden en zal er in de praktijk door anderen met leerlingen op hun gedrag gereflecteerd moeten worden.

Verkeersprogramma’s worden niet getoetst op effectiviteit
Het is in mijn optiek heel lastig om te meten wat de effectiviteit van verkeerseducatie is. Een directie relatie tussen verkeersonderwijs en het aantal verkeersslachtoffers is niet of moeilijk te leggen. Het laten invullen van lijstjes door leerlingen geeft volgens mij ook geen goed beeld.
Kinderen in deze leeftijd blijven een mate van roekeloosheid hebben. Toch denk ik dat goed verkeersonderwijs, met name in de praktijk, een goede basiskennis kan vormen. Verkeer is een leven lang leren, de basiskennis die in het basisonderwijs en eventueel voortgezet onderwijs wordt opgedaan levert daar een belangrijke bijdrage aan. Deze effecten zijn niet altijd op korte termijn zichtbaar.

De leeftijdscategorie waarover wordt gesproken, 10-17 jaar, reikt verder dan het basisonderwijs. In het basisonderwijs is verkeer een verplicht vak, in het voortgezet onderwijs helaas niet meer. Toch zijn er scholen voor het Voortgezet Onderwijs die wel aandacht aan de verkeersveiligheid van hun leerlingen besteden. Zo zijn er modules van het programma TotallyTraffic waarin met leerlingen wordt stilgestaan bij het gebruik van de mobiele telefoon tijdens het fietsen. In de module ‘Voortgezet Fietsvaardig’ gebeurd dit door leerlingen met een mobiele telefoon een parcours te laten fietsen en hierop met hen te reflecteren.

Bronnen:

 

Kan mijn kind al zelfstandig naar school

Regelmatig krijg ik van ouders de vraag vanaf welke leeftijd een kind zelfstandig aan het verkeer kan deelnemen. Het vervelende is dat ik hier helaas geen antwoord op heb. Veilige en zelfstandige deelname is namelijk niet (alleen) aan leeftijd gebonden maar is afhankelijk van veel meer aspecten, zoals: het karakter van het kind, de verkeerssituaties waarmee het te maken krijgt en vooral van de aandacht die ouders besteed hebben aan veilig verkeersgedrag.

Een kind leert het meeste door te doen. In het verkeer is dit niet anders. Dat betekent overigens niet dat u uw kind maar moet loslaten in het verkeer, maar betrek het bij de te nemen beslissingen. Dit kan al als het kind voor op de fiets in een kinderzitje wordt vervoerd. Leg uit waarom u bij het rode verkeerslicht staat te wachten en wijs op al het verkeer dat wel mag rijden. Van welke kanten komt dit verkeer allemaal? Heeft u terloops ook nog even de kleuren rood, oranje en groep en de begrippen links, rechts, voor en achter de revue laten passeren. Zeg ook bij andere handelingen wat u doet: “ik steek mijn hand uit zodat andere mensen weten waar ik naartoe ga”, “ik kijk achterom zodat ik zeker weet dat er niets aankomt”. Geef ook altijd het goede voorbeeld: rijd zelf nooit door rood, steek uw hand uit als u de hoek om wilt en bel niet terwijl u aan het verkeer deelneemt.

Gaat u oversteken, kijk dan samen met uw kind of het veilig is. In het begin kunt u nog aangeven dat het veilig is, maar geef die verantwoordelijkheid langzaam over aan uw kind. Als uw kind aangeeft of het veilig is of niet, kunt u altijd nog zeggen waarom u het hier niet mee eens bent. Wanneer uw kind het aankan, kunt u het vooruit laten lopen en afspreken dat het op bepaalde plekken op u moet wachten.

Wanneer u uw kind leert fietsen, doe dit dan op een veilige plek en niet in het verkeer. Oefen in het opstappen, recht fietsen, het maken van bochten, het uitsteken van de linker- en rechterhand en veilig tot stilstand komen. Oefen hierbij niet te veel druk uit op uw kind maar houdt het fietsen speels. Kan uw kind – al dan niet op een driewieler of met zijwieltjes – fietsen, geef het dan ook steeds een beetje meer verantwoordelijkheid. Eerst kan het op de stoep fietsen of aan de binnenkant naast u. Gaat dat goed, ga dan achter uw kind fietsen. Als het kind er aan toe is kan het alvast vertrekken en u volgt korte tijd later.

Is uw kind er aan toe om zelfstandig te gaan, maak dan duidelijke afspraken. Spreek bijvoorbeeld een vaste route af. Bedenk hierbij dat de kortste route niet altijd de veiligste route is. Spreek ook af wat het moet doen als bijvoorbeeld de verkeerslichten niet werken en wat te doen wanneer de fiets kapot gaat of het aangesproken wordt door een onbekende.

Wanneer de vaste routes naar bijvoorbeeld school goed verlopen, zit uw taak er nog niet op. Ga ook eens fietsen in een minder bekende omgeving. Geef ook hierbij de verantwoordelijkheid aan uw kind. Weet het wanneer het voorrang moet verlenen, wordt er op tijd richting aangegeven, fiets het op de juiste plaats op de weg? Laat uw kind eens vanuit zo’n onbekende omgeving zelf de route naar huis bepalen. Bespreek in het donker eens de fietsers die zonder licht rijden en kijk samen naar de verkeersborden welke u onderweg allemaal tegenkomt.

Natuurlijk hoeft u deze oefeningen niet dagelijks te doen. Gewoon gezellig samen naast elkaar wandelen of fietsen moet natuurlijk ook kunnen. Maar oefen wel structureel – bijvoorbeeld op vaste dagen in de week – zodat er wel vooruitgang geboekt kan worden.

Vergeet bij het bovenstaande echter niet dat kinderen geen kleine volwassenen zijn. Het zicht van kinderen is beperkter dat dan van u als volwassene. Ook is het voor kinderen lastig om te bepalen waar geluiden vandaan komen. Door hun lengte kunnen ze niet over obstakels heen kijken. Ze kunnen nog niet zo snel beslissingen nemen. Het inschatten van de snelheid van verkeer is iets dat een kind in de praktijk moet leren. Kinderen zijn ook spontaan en impulsief en vergeten soms de wereld om zich heen. Al kan uw kind nog zo goed oversteken, wanneer een bal de straat op rolt, kunnen alle geleerde regels spontaan worden vergeten.

Nog wat andere overpeinzingen:

  • Misschien ervaart u de schoolomgeving als druk en gevaarlijk. Realiseer dan wel dat wanneer u dit als excuus gebruikt om uw kind met de auto naar school te brengen, u bijdraagt aan deze drukte.
  • Naar school fietsen met uw kind vraagt wat meer tijd dan u gewend bent. Vertrek op tijd zodat er onderweg niet gehaast hoeft te worden.
  • Complimenten werken beter dan kritiek. Vertel uw kind vooral wat het goed doet.
  • Wanneer u lang wacht met uw kind aan het verkeer te laten deelnemen, ontneemt u uw kind de mogelijkheid om ervaring op te doen. Zonder deze ervaring wordt de kans op een ongeluk later alleen maar groter.

“Opgroeien is loslaten en er komt dan die dag dat je kind alleen of met een vriendje naar school fietst of loopt zonder jou. Doe dit op het moment dat je weet dat je kind er klaar voor is. Dat moment kan dus losstaan van het moment dat jij er zelf klaar voor bent. Op al die andere weggebruikers heb je helaas geen invloed. Dat heb je nu niet, maar ook niet over vijf jaar. Heb vertrouwen in je kind en geniet van deze nieuwe stap ‘zelfstandig naar school’.”

Zelfstandig

(on)bewust (on)bekwaam

Het is de laatste tijd weer volop in het nieuws, berichten als:

Blog17-3

 

Daaraan gekoppeld volgt vaak gelijk de beschuldigende vinger naar ouders, scholen, overheid of medeweggebruikers als veroorzaker van het probleem en diezelfde vinger wijst dan gelijk ook even de partij aan die voor de oplossing van het probleem moet zorgen.

Zo simpel is het echter niet. Het oplossen van een dergelijk maatschappelijk probleem moet komen uit een samenwerking van alle partijen.

Ik trap natuurlijk een open deur in als ik zeg dat de overheid door middel van een goede ongevalsanalyse in kaart moet brengen wat de oorzaak van een ongeval is. Geen mooie statistieken, maar een persoonlijk gesprek met de betrokkenen. Een rol die de lokale overheid moet kunnen vervullen. En natuurlijk is het ook aan de overheid om de infrastructuur aan te passen wanneer bijvoorbeeld slecht wegdek of een onduidelijke voorrangssituatie de oorzaak is.

Graag trap ik de deur nogmaals in door te stellen dat natuurlijk medeweggebruikers extra voorzichtig moeten zijn wanneer het gaat om de zogenaamde zwakkere verkeersdeelnemer. Vanzelfsprekend rijd je in een schoolzone minder hard, ben je voorbereid op onverwachte bewegingen van (jonge) fietsers en stop je wanneer een voetganger wil oversteken. De rijschoolbranche besteed hier vanzelf ook aandacht aan tijdens de rij-opleiding…. toch?

Dan zijn er nog twee belangrijke partijen over, scholen en ouders. Kunt u zich de discussie over het wel of niet afschaffen van het schoolzwemmen nog herinneren? Ook hierin werd continue de vraag gesteld wie er verantwoordelijk was voor het zwemonderwijs van kinderen. Veel kinderen halen op school hun zwemdiploma-A. Een goed begin, maar lang niet voldoende om een vaardig en veilig zwemmer te zijn. Maar het behalen van dit diploma tijdens schoolzwemmen is vaak wel de motivator om door te gaan voor het B en C diploma.
Zelf ben ik ook in het bezit van alle drie de zwemdiploma’s. Toen mijn zoon geboren was zijn we samen regelmatig naar het ouder-kind zwemmen geweest. Maar wanneer ik mezelf afvraag of ik mijn zoon had kunnen leren zwemmen, dan moet ik bekennen dat ik dit niet had gekund.

Deze realisatie maakt mij “bewust onbekwaam”. Dat wil zeggen:  ik weet dat ik iets niet kan. Had ik nu een opleiding tot zweminstructeur gevolgd, dan had ik mijn zoon wel goed kunnen leren zwemmen, ik was dan “bewust bekwaam” geworden. Ik heb er echter voor gekozen mijn zoon zwemles te laten nemen bij een zwemschool. Inmiddels heeft hij alle diploma’s en heeft zelfs duiklessen gevolgd.
Nu zijn er van die talentjes die iets kunnen zonder dat zij het zich realiseren. Ik heb soms van die hulpouders. Ze zijn zich er niet van bewust, maar ze zijn heel goed in staat lesstof aan leerlingen over te brengen (didactiek). Deze kanjers zijn “onbewust bekwaam”.
Maar er is nog één groep over: onbewust onbekwame ouders. Ouders die niet weten dat ze iets niet weten. En dan wordt het lastig. Hoe kan ik mijn kind leren zwemmen als ik niet eens weet dat zwemmen bestaat?

Maar de krantenartikelen gingen niet over zwemmen, maar over verkeersdeelname en mijn blog over wie de taak heeft leerlingen op te leiden of op te voeden tot veilige en bekwame verkeersdeelnemers.

Zelf heb ik mijn zoon wel eens belerend toegesproken toen hij geen voorrang gaf aan een auto van rechts. Hij reageerde dat hij de auto niet gezien had had. “Onzin” naar mijn mening, tot ik door mijn knieën zakte en op ooghoogte met mijn zoon kwam. Pas toen realiseerde ik me dat hij, doordat hij door zijn lengte niet over een geparkeerde auto kon kijken, de aankomende auto inderdaad niet had kunnen zien aankomen. In één moment ging ik van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam. Hierna ben ik mij gaan verdiepen in verkeerseducatie en ben ik verkeersouder geworden op de school van mijn zoon, later heb ik er zelfs mijn beroep van mogen maken en nu mijn eigen onderneming. Dit heeft mij bewust bekwaam gemaakt. Dit kunnen we echter niet van alle ouders verwachten want iedereen heeft zijn eigen interesses en kwaliteiten.

Wanneer ik verkeersles op een school geef, betrek ik de ouders ook zoveel mogelijk bij de lessen. Bij de uitvoering, maar ook door hen te informeren over wat we hebben geoefend. Ouders die voor de les van mening waren dat “leren fietsen” onzin is in groep 6 omdat ze dat dan allang kunnen, komen hier later op terug omdat ze zich bijvoorbeeld niet bewust waren  hoe je veilig langs een obstakel rijdt. Ouders die met de auto wel netjes afremmen voor een zebrapad realiseren zich vaak niet dat het voor een kleuter lastig te zien is of een langzaam uitrijdende auto nu gaat stoppen of niet.
Soms krijg ik ook een klagende ouder omdat ze al dagen niet normaal kan oversteken omdat ik haar kleuter de opdracht heb gegeven op te letten of papa en mama wel goed naar links-rechts-links kijken bij het oversteken.

Een oproep als “ga meer oefenen in het verkeer met je kind” is dan ook een gemakkelijke. Je moet ouders wel de handvatten geven om goed te oefenen. Daarom ben ik altijd dankbaar als een school mij uitnodigt voor het geven van verkeerslessen. Dit geeft mijn namelijk de mogelijkheid niet alleen de leerlingen te trainen als bewustere en veiligere verkeersdeelnemers, maar ook om de ouders te trainen tot bewust bekwame verkeersopvoeders. Natuurlijk hoop ik dat ze daarna volop met hun kind gaan oefenen, want op de achterbank leert uw kind niets!

Dus als er gewezen wordt, dan graag met de duim omhoog. We zullen het samen moeten doen.