Winter – tips voor de auto

Wintertips voor de auto

Op deze pagina vindt u tips over het voorbereiden van de auto voor de winter en het rijden bij sneeuw en gladheid.

  • Zorg in ieder geval dat u voor u gaat rijden, alle ruiten van de auto sneeuw en ijsvrij heeft gemaakt. Ruiten die deels bevroren zijn vergroten de dode hoek van uw auto enorm en door zo’n bevroren stuk kan u gemakkelijk een voetganger over het hoofd zien. Het is gevaarlijk voor u en de overige verkeersdeelnemers wanneer u geen goed zicht heeft. Daarnaast kunt u er ook een bekeuring voor krijgen. Gebruik géén heet water om de ruiten ijsvrij te maken, hierdoor kunnen ze barsten.
    • Tip: een sok gevuld met kattenbakgrind helpt voorkomen dat uw ramen beslaan. Leg de sok wanneer u geparkeerd staat op het dashboard.
  • Maak de motorkap en het dak van u auto sneeuwvrij. Anders kan deze sneeuw als u aan het rijden bent van de auto afwaaien. Dit is gevaarlijk voor verkeer dat achter u rijdt.
  • Door opspattend vuil worden voor- en achterlichten erg vies. Maak deze regelmatig schoon voor goed zicht en zichtbaarheid.
  • Houd er rekening mee dat andere verkeersdeelnemers, zeker fietsers en voetgangers, onverwachte bewegingen kunnen maken. Houd daarom meer afstand tot deze verkeersdeelnemers.
  • Vaak worden fietspaden en voetpaden later sneeuw- en ijsvrij gemaakt dan het weggedeelte voor auto’s. Hierdoor kunnen fietsers en voetgangers besluiten uit te wijken naar uw weggedeelte. Houd hier rekening mee en probeer daar begrip voor op te brengen.
  • De zon staat in de winter een stuk lager boven de horizon dan in de zomer. Hierdoor kan deze u sneller verblinden waardoor u voetgangers of fietsers over het hoofd kunt zien. Zeker in de winter is een goede zonnebril geen luxe. Zorg dat u zelf gezien wordt door het voeren van verlichting.
  • In de winter zal uw reistijd vaak langer zijn. Ga daarom ruim op tijd van huis.
  • Pas uw rijstijl aan:

    1. Als u snel optrekt, kunnen de wielen gaan slippen. Bij sneeuw bestaat het gevaar dat de banden zich dieper in de sneeuw ingraven, waardoor de auto niet meer van zijn plek komt. Geef dus weinig gas als je optrekt en laat de koppeling rustig opkomen. Het kan helpen om niet in de eerste, maar de tweede versnelling weg te rijden.Het kan soms ook helpen om veiligheidssystemen als ESC (Electronic Stability Control) en ESP (Electronic Stability Program) even uit te zetten, want de correcties van deze systemen maken het wegrijden in sneeuw moeilijker. Vergeet niet om het systeem na het wegrijden weer in te schakelen.
    2. Houd er rekening mee dat uw remweg langer is. Winterbanden zijn onder sommige omstandigheden veiliger, maar overschat dit niet. Pas uw snelheid en volgafstand aan de omstandigheden aan.
    3. Als u een noodstop moet maken, rem dan niet pompend want dan werkt het antiblokkeersysteem (ABS) niet. ABS werkt alleen als u de remdruk hoog houdt, dus trap uw rem en koppeling hard in. Schrik niet als het rempedaal gaat trillen of als u rare geluiden hoort, dat betekent dat het systeem werkt. ABS zorgt ervoor dat je wielen blijven draaien (dus niet blokkeren), waardoor u kunt blijven sturen als dat nodig is.In bochten kunt u met glad weer beter niet remmen. Om vaart te minderen, kunt u beter het gas loslaten. Moet u toch remmen in een bocht en begint u te glijden, blijf dan rustig en ga niet hard aan het stuur trekken. Laat de auto glijden en draai intussen uw stuur rustig in de juiste rijrichting. Zodra je wielen weer grip krijgen, zal de auto dan vanzelf de goede kant oprijden. Desnoods helpt de vangrail om u weer in het juiste spoor te krijgen.
    4. Neem met glad weer gas terug in de bochten. Ga er minder hard in dan u gewend bent en stuur ook vooral niet te scherp in om te voorkomen dat u gaat glijden.
    5. Houd altijd twee handen aan het stuur en uw armen licht gebogen. Zo kunt u alert, veilig en nauwkeurig sturen. Stel uw stuur en stoel dus zo in dat uw knieën licht gebogen zijn als u het koppelingspedaal helemaal intrapt. Als u met gestrekte armen een pols bovenop het stuur kunt leggen, staat de rugleuning goed. 
    6. Kijkrichting = rijrichting. Wanneer u dreigt een object te gaan raken, of uw auto gaat slippen, kijk dan altijd naar het punt waar u wél naar toe wilt. 
  • Zorg goed voor uw auto:
    1. zorg dat u een flesje slotontdooier in uw jaszak heeft zitten zodat u uw auto kunt openen wanneer de sloten bevroren zijn,
    2. smeer de deurrubbers van uw auto in (met speciale zuurvrije vaseline, siliconenspray of talkpoeder) tegen het vastvriezen,
    3. laat uw accu controleren,
    4. zorg dat uw koelsysteem en ruitensproeier voorzien zijn van antivries,
    5. zet u auto niet op de handrem, deze kan vastvriezen, maar in de eerste versnelling of de P-stand,
    6. gebruik uw ruitenwissers niet wanneer deze aan de ruit vastgevroren zitten (te voorkomen door een kurk tussen de ruit en de ruitenwisser te doen), u trekt anders de rubbers kapot,
    7. het gebruik van de elektrische ramen wanneer deze vastgevroren zitten kan leiden tot schade aan de aandrijfmotor,
    8. korte ritten zijn niet goed voor uw auto omdat alles dan geen kans krijgt om goed op te warmen,
    9. ook strooizout doet uw auto geen goed. Maak uw auto regelmatig schoon. Zorg dat uw kentekenplaten goed leesbaar blijven. Door vuil en strooizout neemt ook de lichtopbrengst van autolampen sterk af.
    10. moderne auto’s zijn steeds meer uitgerust met camera’s, sensoren of radar.  Technologische hulpmiddelen zoals een noodremsysteem, adaptieve cruise control, rijstrookassistentie, dodehoeksensoren, parkeersensoren en achteruitrijcamera’s functioneren niet of minder goed wanneer vuil of sneeuwresten zich ophopen voor de camera’s, sensoren of radar. Daarnaast kan het gebeuren dat de digitale ogen van de auto een extreem vieze voorligger niet herkennen. Zorg dus dat uw auto vrij is van vuil, stof, ijs, sneeuw, strooizout. 

In onderstaande filmpjes nog wat meer tips over het voorbereiden van uw auto voor de winter: