Vervoer van kinderen – leerlingen

Meerijden in een auto

Wanneer je met iemand meerijdt in een auto is dat lekker gemakkelijk, jij hoeft immers niets te doen. Toch zijn er een aantal belangrijke spelregels:

    • Je moet een autogordel dragen en in een kinderzitje of op een stoelverhoger zitten. Op de pagina gordels/kinderzitjes leg ik je uit waarom dit zo belangrijk is.
    • Wanneer iemand een auto bestuurd moet hij heel goed op het verkeer letten. Als jij heel druk doet in de auto kan de bestuurder niet goed op het verkeer letten omdat jij hem daarmee afleidt. Dat is ook zo wanneer je tegen de bestuurder praat. Dus wanneer deze zegt dat het even niet kan, wacht dan even met praten.
    • Natuurlijk kan een autorit ook saai zijn. Daarom heb ik hieronder een aantal spelletjes gezet die je gemakkelijk in de auto kunt doen
    • Word jij snel misselijk in de auto? Blijf dan tijdens het rijden goed naar buiten kijken, vooral door de voorruit. Vraag aan je ouders of ze speciale pilletjes tegen wagenziekte willen kopen bij een drogist of apotheek.

Spelletjes voor op de achterbank

Hieronder vind je een aantal spelletjes die je gemakkelijk in de auto kunt spelen. Sommige spelletjes kun je alleen doen, andere kun je doen met mensen die ook in de auto zitten. Voor deze spelletjes heb je weinig of geen spullen nodig.

Wanneer je snel misselijk wordt in de auto, doe dan geen spelletjes waarbij je niet naar buiten kunt kijken. Als je leest of schrijft zul je alleen maar sneller misselijk worden  

    • Iemand zegt “Ik ga op reis en neem mee ….” en noemt dan een voorwerp dat hij meeneemt. De volgend zegt weer “ik ga op vakantie en neem mee” en noemt daarna het voorwerp dat net genoemd is en een voorwerp dat hij meeneemt. Dan mag de volgende weer. Zo wordt het lijstje steeds langer. Wie kan de meeste voorwerpen onthouden?
    • Iemand zegt “Ik zie ik zie, wat jij niet ziet en de kleur is….”. De anderen in de auto moeten dan raden wat diegene ziet. Natuurlijk moet je wel iets kiezen dat de hele tijd gezien kan worden en niet een voorbijrijdende auto. Degene die het geraden heeft mag dan iets kiezen.
    • Geen ja en geen nee. Mensen mogen allerlei vragen aan je stellen. Wanneer je antwoord mag je geen “ja” en geen “nee” zeggen. Je kunt dit ook spelen waarbij iemand geen “uh” mag zeggen. Hoe lang houd jij het vol?
    • ABC spelletje: neem een onderwerp, bijvoorbeeld plaatsnamen, dieren, automerken. Kies van dit onderwerp eerst een woord dat met een A begint, dan één met een B, dan de C, etc. (bijvoorbeeld Aap, Beer, ….)
    • Nog een letterspelletje: neem weer een onderwerp als plaatsnamen, dierennamen, automerken. De eerste persoon noemt een naam. De tweede moet nu een naam verzinnen die begint met de laatste letter van de eerste naam, de volgende weer met de laatste letter van de tweede naam. Alle namen mogen maar één keer genoemd worden (bijvoorbeeld Giraffe, egel, luipaard, ….)
    • Een woordketting. Je kiest een woord, daarna moet de volgende een woord kiezen dat iets te maken heeft met het eerste woord. Bijvoorbeeld: auto, wiel, rond, bal, strand, zon, …. Je kunt ook iedereen steeds het hele rijtje laten herhalen voordat hij een nieuw woord mag noemen.
    • Iemand neemt een persoon, dier, beroep of iets dergelijks in gedachten. De anderen mogen om de beurt raden wat het is. Degene die het is mag alleen met ja of nee antwoorden. Als echt niemand het weet mag er een hint gegeven worden.
    • Kijk of je onderweg een lange plaatsnaam tegenkomt. Schrijf deze op en kijk hoeveel verschillende woorden je kunt maken met de letters van de plaatsnaam. Je hoeft niet steeds alle letters te gebruiken. Dit spelletje kun je ook spelen met de letters op de kentekenplaat van een voorbijrijdende auto.
    • Maak met de letters van een kentekenplaat een zin. De letters mogen niet van plaats veranderen en het moet een echte zin zijn. Bijvoorbeeld: PL-35-HT Pieter-Liep-Heel-Traag.
    • Wie ziet er als eerste een rode vrachtauto, een gele bestelauto, een ambulance?
    • Wie ziet er als eerste een auto met een 1 in het kenteken, en dan één met een 2, etc?
    • Tel alle gele auto’s, caravan’s, motoren, etc.
    • Kies allemaal een kleur. Wie ziet er in bijvoorbeeld 10 minuten de meeste auto’s in zijn kleur rijden?
    • Wie kan als eerste alle cijfers van het kenteken van een auto bij elkaar optellen?
    • Vraag wat muntgeld aan je vader of moeder. Doe je ogen dicht en probeer te voelen welk muntje je in je hand hebt. Neem een aantal muntjes in je hand en probeer met je ogen dicht op te tellen hoeveel ze bij elkaar waard zijn.
    • Kijk heel goed rond in de auto en doe dan je ogen dicht. De anderen mogen je nu vragen stellen terwijl jij je ogen dicht hebt; “” wat is de kleur van je moeders t-shirt”, “zitten er hoofdsteunen op de achterbank”, “aan welke kant zit de benzinemeter op het dashboard”? Heb je alles goed onthouden?
    • Bij een hele lange reis kun je aan je ouders vragen of ze een plattegrond van de reis kunnen maken. Probeer aan de hand van de borden die je onderweg ziet bij te houden waar jullie rijden. Vraag na een tijdje aan je ouder (natuurlijk aan degene die niet rijdt) of je nog goed zit.
    • Achterbank bingo. Hieronder heb ik twee bingokaarten gemaakt. Eén met dingen die je onderweg tegen kunt komen, één met automerken. Print deze uit en neem ze mee. Wanneer je onderweg iets ziet dat op jouw bingokaart staat, zet je een kruis op je kaart. Krijg jij hem helemaal vol? Of wie heeft zijn kaart als eerste vol?

 Vervoer-achterbankbingo

Vervoer-automerkenbingo